Periodeonderwijs
Het periodeonderwijs vormt de ruggengraat van de vrijeschool. Iedere schooldag begint met twee uur periodeonderwijs. Daarin staat één vak, gedurende drie weken lang centraal staat. Een periode is tien lesuur per week, dus dertig lesuur per periode van drie weken.
Een periode kan gaan over allerlei vakken, zoals sterrenkunde, aardrijkskunde, biologie, geschiedenis, wiskunde, Nederlands, natuurkunde, of scheikunde. Daarbij wordt vaak ook vakoverstijgend gewerkt. Op deze manier kunnen de leerlingen zich echt verdiepen in een vak. Leerlingen vinden het periodeonderwijs fijn, leuk en interessant, ook omdat ze het zo beter kunnen begrijpen. De lesstof wordt ook kunstzinnig verwerkt in een zelfgemaakt periodeschrift. Hierin schrijft de leerling dagelijks eigen verslagen, opstellen, maakt tekeningen, vat samen wat hij geleerd heeft, of hoe hij iets gedaan heeft.
De periode wordt afgesloten met een toets. Soms daarnaast ook met een presentatie, of een werkstuk. Naast de toets worden het periodeschrift en de inzet beoordeeld. Na iedere periode schrijft de docent een verslag voor de leerlingen. Zij ontvangen dit twee keer per jaar, bij hun rapport. In dit verslag wordt hun persoonlijke ontwikkeling, hun resultaat, hun leerproces en hun inzet beschreven, evenals de uitdagingen voor het vervolg.